Te veel, te weinig of soms wat eenzijdig?

Aan het begin van dit seizoen, in april, hadden we wekenlang nauwelijks uitgifte. Omdat het maar niet warmer wilde worden kwam er nog bijna niets van het land. In juni hadden we juist weer heel veel. Alles groeide opeens als kool (alweer Chinese). En het is dit jaar geen snikhete zomer geworden waardoor ook daarna de oogst (te) goed uitpakte, maar het had zomaar gekund dat we in augustus of september allerlei uitval hadden gehad door droogte, motjes of muizen. 

Het hoort bij het concept waar we met zijn allen voor gekozen hebben: we produceren de groentes van het seizoen en we produceren biologisch. Dat levert smakelijke en gezonde producten op, maar we zijn wel afhankelijk van grillige factoren als het weer, beestjes, en vrijwilligers en boeren die niet onfeilbaar zijn. Dus is er soms te weinig, en is er soms teveel of teveel van één soort. Maar laten we wel wezen, teveel is natuurlijk eigenlijk helemaal geen echt probleem. Ook dat is deel van het concept: in het hoogseizoen maak je dingen in of verwerk je ze tot soep zodat je ook opbrengst hebt als er minder uitgifte is. Je kunt er ook altijd buren en familie blij mee maken. Let wel: sommige Herenboerderijen hebben door problemen met hun grond bijna géén opbrengst; dat is pas een probleem.

Teeltplan

Toch, veel te veel productie op sommige momenten komt niet handig uit, en dus doet iedereen zijn best om zaken zo goed mogelijk (bij) te sturen. “Als uitgangspunt voor ons teeltplan nemen we het streefaantal van 500 monden en 200 leden,” zegt Paul Gerits (coördinator distributie). “Maar in werkelijkheid hebben we nu bijna 190 leden met 380 monden. Dus krijgt iedereen bij de uitgifte 20-25% meer dan aan het begin van het seizoen was gepland.” Dat verandert zodra we meer leden en monden hebben maar het kan ook zijn dat we het komend seizoen beslissen om voor 400 monden te gaan produceren.

Weer of geen weer

Daar komt bij dat de werkelijkheid door de genoemde grillige factoren vaak ook anders uitpakt dan het teeltplan. “Het lastige is dat je dat nauwelijks kunt corrigeren,” aldus Bram Verhoeven (boer). “Als je ziet dat iets niet goed wil opkomen, ben je meestal al te laat. Als je nieuwe plantjes bijbestelt, duurt de levering zo zes weken en dan moeten ze nog zes weken of langer groeien.” Het omgekeerde gebeurt ook: uit vrees dat een bepaald product het net als het afgelopen seizoen niet zo goed doet, wordt er wat extra aangeplant. Prompt doet dat het allemaal fantastisch en heb je dus heel veel.

Ervaring opdoen

Beoordelen wanneer een groente geoogst kan of moet worden, is ook weer een kwestie van steeds meer ervaring opdoen, aldus Bram. “Dan heb je bijvoorbeeld venkel, koolrabi of knoflook die eigenlijk goed zijn en van het land af moeten, maar ook wel erg klein zijn. Maar als je ze een week laat staan, heb je kans dat ze doorschieten of gaan rotten en ben je alles kwijt. Het is steeds weer inschatten wat het beste is.” Bovendien moet je ook rekening houden met de vraag of een bepaald groentebed leeggehaald moet worden omdat er nieuwe plantjes aankomen die precies daar de grond in moeten. Dan moet het bed dus geoogst worden, onafhankelijk van de vraag hoeveel er precies op staat en hoe dat uitkomt voor 380 monden. Op één bed passen 300 spitskolen of 600 plantjes van iets kleiners, maar de uiteindelijk opbrengst kan, afhankelijk van de grillige omstandigheden, ook 50 of 100 of 150 minder zijn. Dat de koelcel inmiddels goed functioneert, scheelt wel. Daardoor kun je bepaalde producten van het land afhalen en korte tijd opslaan voordat ze naar de uitgifte gaan. Maar dat werkt weer niet met sla of spinazie.

Eerlijk verdelen

Een verhaal apart is de verdeling van de opbrengst over het aantal leden en monden. Als er op een zaterdag voor 380 monden wordt opgehaald, haalt de boer in principe 380 spitskolen of koolrabi of prei van het land. Maar wat doe je met een bed met 75 rode bieten, met drie bedden met tuinbonen waar in totaal 15 kilo vanaf komt of met een bed met 220 andijvie? Bovendien heb je leden met één mond, met twee monden en met drie, vier of vijf monden. Elk lid één kool geven, benadeelt degenen die voor meer monden betalen. Maar om een lid met vier monden vier spitskolen mee te geven is ook onzin want wie wil nu de hele week spitskool eten? En sommige producten komen in aantallen terwijl andere in kilo’s (aardappelen), handen (boontjes) of bakjes (aardbeien) komen. “Het is dus wekelijks puzzelen en overleggen wat en hoe er uitgegeven gaat worden,” aldus Paul. Waarbij de boer bepalend is want hij weet wat er van het land moet en wat nog kan blijven staan.

“De distributieploeg hanteert inmiddels bepaalde tellingen (van een door Herenboeren Nederland vastgestelde rekensheet) en heeft ook bepaalde compensatiemaatregelen bedacht, waardoor alles zo eerlijk mogelijk verloopt,” benadrukt Paul. Vandaar ook dat soms leden met één, drie of vijf monden van een bepaalde groente meer krijgen, of juist alleen de twee en vier monden iets anders. Er wordt ook altijd voor gezorgd dat degenen die later komen (behalve na 12 uur einde uitgifte), in principe dezelfde keuzes hebben als degenen die vroeg komen.

Wat we aan het eind van de rit over hebben, gaat – ook dat hoort bij het concept – niet verloren. Dat gaat terug de grond in als bemesting, of naar de kippen als voer of naar een goed doel (waarbij het wel lastig is dat de voedselbank op vrijdag uitgifte heeft en je veel producten niet zo lang kunt bewaren). Zo is er eigenlijk nooit teveel. 

Deel dit bericht: